Nieuwe wetgeving ter bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties
Op 23 februari 2011 is een Europese richtlijn aangenomen die betalingsachterstand bij handelstransacties beoogd te bestrijden en op Europees niveau te reguleren. Handelstransacties zijn overeenkomsten die worden gesloten tussen twee bedrijven of tussen een bedrijf en een overheidsinstelling. De regels uit voornoemde richtlijn zijn derhalve niet van toepassing op overeenkomsten waarbij consumenten zijn betrokken. Inmiddels is de inwerkingtreding van de wet afgekondigd en zullen de nieuwe regels op 16 maart 2013 in Nederland geldend recht zijn en zien alleen op overeenkomsten die na voornoemde datum zijn gesloten en bevatten enkele belangrijke wijzigingen inzake de handelstransactie.
De eerste wijziging betreft de vaststelling van de minimaal te vorderen incassokosten. Indien een onderneming een betalingstermijn hanteert en betaling blijft binnen deze termijn uit, dan mag de onderneming direct een bedrag van minimaal € 40,- inzake incassokosten in rekening brengen bij de schuldenaar. Er hoeft niet te worden aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Dit bedrag is uiteraard hoger als dit is overeengekomen of, indien hiervan geen sprake is, als de wet een hoger bedrag aan incassokosten voorschrijft. Anders dan bij consumentenovereenkomsten is een aanmaning niet meer vereist voor het verschuldigd zijn van voornoemde incassokosten. Van voornoemde bepaling mag niet ten nadele van de schuldeiser worden afgeweken.
De tweede wijziging ziet op de te hanteren betalingstermijn. Onder het huidige recht geldt een standaard betalingstermijn van 30 dagen na ontvangst van de factuurdatum indien partijen hierover geen andere afspraken hebben gemaakt. Het is toegestaan om een langere betalingstermijn af te spreken, hetgeen in de praktijk ook vaak voorkomt. In de nieuwe wet is bepaald dat partijen na 16 maart 2013 gebonden zijn aan een maximum betalingstermijn van 60 dagen. Van voornoemde termijn mag slechts worden afgeweken indien de langere termijn uitdrukkelijk, dat wil zeggen met instemming van beide partijen, is overeengekomen en de termijn niet kennelijk onbillijk is tegenover de schuldeiser. Een termijn van meer dan 60 dagen is pas billijk indien de schuldenaar objectieve redenen heeft om een langere termijn aan te houden. Daarbij is eveneens van belang wat de aard van de prestatie is en wat de gebruikelijke handelspraktijk is binnen een bepaalde sector. De schuldenaar dient deze objectieve redenen aan te tonen.
Wanneer partijen vooraf niets hebben afgesproken over de te hanteren betalingstermijn, geldt dat de wettelijke rente en de incassokosten van rechtswege zullen zijn verschuldigd vanaf 30 dagen na ontvangst van de factuur. Indien de datum van de factuur niet vaststaat of indien de factuur eerder wordt ontvangen dan de prestatie van de overeenkomst, geldt een termijn van 30 dagen na ontvangst van deze prestatie. Indien partijen een termijn hebben afgesproken waarbinnen mag worden beoordeeld of de prestatie aan de overeenkomst beantwoordt, geldt een betalingstermijn van 30 dagen na de afloop van de beoordelingstermijn.
De laatste wijziging ziet op overeenkomsten tussen bedrijven en overheidsinstellingen. De minimale vergoeding inzake incassokosten is voor handelstransacties met de overheid hetzelfde als in gevallen waarbij slechts bedrijven bij een overeenkomst zijn betrokken. De betalingstermijn is bij deze overeenkomsten echter bepaald op maximaal 30 dagen. Er kan slechts van deze termijn worden afgeweken indien de overheidsinstelling objectieve redenen daarvoor heeft, hetgeen niet snel het geval zal zijn. Daarbij krijgen overheden te maken met een verscherpte regeling inzake het verschuldigd zijn van wettelijke handelsrente bij niet tijdige betaling van facturen, gelegen in het feit dat de mogelijkheden om af te wijken van de hoogte van voornoemde rente wordt beperkt.
De nieuwe wetgeving is derhalve een stap voorwaarts in de bescherming van ondernemers tegen grote betalingsachterstanden bij hun debiteuren in het geval van handelstransacties.
Indien u vragen heeft over de hiervoor beschreven wetswijziging of meer wilt weten over een andere juridische kwestie, neemt u dan – voor een vrijblijvend adviesgesprek – contact op met mr. Lydia Visscher of mr. John Veerman of van Som Advocatuur.
|
|