Werkgeversaansprakelijkheid bij een arbeidsongeval
Een werkneemster, werkzaam bij Leen Bakker, is op 23 november 2003 een arbeidsongeval overkomen doordat zij schade aan haar arm en pols heeft opgelopen. Het ongeval is ontstaan nadat de werkneemster een 19 kilo zwaar bouwpakket (inzake een bureau) van een hoge stelling probeerde te tillen door op de onderste stellingplank te gaan staan. Dit ging niet goed waardoor het bouwpakket op haar arm viel en zij schade heeft geleden. Die schade heeft zij verhaald op haar werkgever.
De kantonrechter heeft overwogen dat Leen Bakker haar zorgverplichting jegens de werkneemster niet was nagekomen omdat er geen gestructureerd veiligheidsbeleid was, er onvoldoende hulpmiddelen beschikbaar waren en de verzorging en ondersteuning van collega’s ontoereikend was. Leen Bakker is van deze uitspraak in beroep gegaan bij het gerechtshof en stelde zich – onder meer – op het standpunt dat krachtens de van toepassing zijnde CAO en er volgens het ArboConvenant Woonbranche een tilnorm voor één persoon van 23 kilogram geldt. Ook meende Leen Bakker dat het pakken van dergelijke bouwpakketten tot de dagelijkse algemeen gangbare activiteiten in huiselijke sfeer moet worden gerekend.
Oordeel gerechtshof
Het hof maakte korte metten met de standpunten van Leen Bakker. Allereerst oordeelde het hof dat het van een hoge stelling pakken en verplaatsen van een omvangrijk pakket van 19 kilogram, hoewel dit misschien af en toe zal voorkomen, geen gewone dagelijkse handeling is. Dat een dergelijk pakket dan ook nog van een hoogte van twee meter moet worden gehaald, maakt het al helemaal niet tot een dagelijkse handeling.
Dat het pakket minder dan 23 kilogram woog betekent, aldus het hof, niet per definitie dat het tillen van dergelijke pakketten zonder deugdelijke instructie van werknemers over de wijze van tillen en de eventueel te gebruiken hulpmiddelen kan geschieden. En zeker niet wanneer het om omvangrijke voorwerpen gaat van 19 kilogram die boven ´menshoogte´ zijn opgeslagen.
Leen Bakker had, aldus het hof, het risico op mogelijke ongevallen als het onderhavige moeten onderkennen. Doordat zij dit niet heeft gedaan en doordat zij in haar veiligheidsbeleid geen rekening heeft gehouden met dit risico, is zij in dit opzicht tekortgeschoten. Het hof oordeelde voorts dat Leen Bakker haar instructieplicht had geschonden. Het hof oordeelde – net als de kantonrechter – Leen Bakker aansprakelijk.
Ongevallenverzekering werkneemster
Interessant in deze zaak is voorts dat de werkneemster uit hoofde van een door haar afgesloten ongevallenverzekering een uitkering heeft ontvangen. Die verzekering keert uit in geval van invaliditeit als gevolg van een ongeval waarbij de hoogte van de uitkering afhankelijk is van de hoogte van de vastgestelde (functionele) invaliditeit ongeacht of er daadwerkelijk schade is geleden.
Het beroep van Leen Bakker op het mogen verrekenen van de door de werkneemster gevorderde schade met de uitkering van haar verzekering heeft het hof afgewezen. Het hof had daarvoor een aantal redenen. Allereerst was Leen Bakker zelf verzekerd voor de schade. Daarnaast zou verrekening er toe leiden dat de door de werkneemster ontvangen uitkering uit de verzekering waarvoor zij zelf de premie had betaald ten goede zou komen aan de verzekeraar van Leen Bakker. Dit achtte het hof een onredelijk gevolg. Tot slot betrof de verzekeringsuitkering een relatief beperkt bedrag.
Dit arrest geeft maar weer eens aan hoe belangrijk het voor werkgevers kan zijn om werknemers (aantoonbaar) te instrueren en te wijzen op mogelijke risico´s die zij lopen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden.
Indien u vragen heeft over ontslag, reorganisatie of meer wilt weten over een bepaalde juridische kwestie, neemt u dan – voor een vrijblijvend adviesgesprek – contact op met mr John Veerman van Som Advocatuur.
|
|