Een jonge werkneemster van bijna 18 jaar heeft enige tijd gewerkt als hulpverkoopster bij de Hema. Na verloop van tijd ontdekte Hema dat de werkneemster steelt en fraudeert. Zo heeft zij regelmatig tassen vol met goederen aan vriendinnen meegegeven zonder dat zij hiervoor hoefden te betalen en heeft zij voor zichzelf ook vaak goederen weggenomen. Bovendien heeft de werkneemster geld uit de kassa gestolen. Het voorgaande is aan het licht gekomen nadat Hema een onderzoeksbureau had ingeschakeld om onderzoek te doen naar de vermeende diefstal.
Nadat Hema bekend was geworden met de conclusies van het onderzoeksbureau heeft zij de werkneemster op gesprek gevraagd om opheldering te geven over de gegronde verdenkingen inzake diefstal. Hema heeft tijdens dit gesprek gevraagd aan de werkneemster of zij haar ouders bij het gesprek aanwezig wilde hebben. Dit vond de werkneemster echter niet nodig. Tijdens het gesprek heeft de werkneemster toegegeven dat zij schuldig was aan diefstal en heeft een uitgebreide, handgeschreven verklaring aan Hema gegeven waarin zij schuld bekende. Hema heeft van dit gesprek bovendien een verslag opgesteld dat door de werkneemster werd ondertekend.
Naar aanleiding van het gesprek met de werkneemster besloot Hema over te gaan tot ontslag op staande voet en bood de werkneemster, die had toegegeven voor zo’n € 11.000 aan goederen en geld te hebben gestolen, een afbetalingsregeling aan waarbij de werkneemster eveneens de kosten van onderzoeksbureau diende te voldoen. De werkneemster was hiermee akkoord en heeft haar handtekening gezet onder een afbetalingsregeling waarbij Hema werd gemachtigd het nog te genieten salaris, resterende vakantiedagen en vakantiegeld in te houden bij de werkneemster en het resterende bedrag in maandelijkse termijnen van € 200 bij de werkneemster te innen.
Na afloop krijgt de werkneemster spijt dat zij met het voorgaande akkoord is gegaan en schakelt een advocaat in. Deze vernietigt het ontslag op staande voet en stelt dat de werkneemster niets is overeengekomen inzake de te betalen schadevergoeding aan Hema. Zij zou onder druk zijn gezet om haar handtekening te zetten onder diverse documenten. Daarnaast vernietigt de advocaat de door de werkneemster aan Hema verleende machtiging aangezien de werkneemster ten tijde van het ondertekenen van de documenten minderjarig was en daarmee handelingsonbekwaam. Hema kan zich met voornoemde gang van zaken niet verenigen en start een procedure bij de kantonrechter tegen de werkneemster waarin zij nakoming van de afbetalingsregeling vordert waarbij de werkneemster wordt veroordeeld het bedrag ad € 11.000 te voldoen.
De kantonrechter heeft op 21 januari 2014 over deze zaak geoordeeld en overweegt in het vonnis als volgt. In de wet is bepaald dat minderjarigen enkel met toestemming van een wettelijk vertegenwoordiger (bijvoorbeeld een ouder) rechtshandelingen (het aangaan van een overeenkomst) kan verrichten tenzij de wet anders bepaalt. Daarbij moet in acht worden genomen dat in vaak voorkomende gevallen, bijvoorbeeld bij het kopen van een buskaart, levensmiddelen, (studie)boeken, bioscoopkaartjes, etc., deze toestemming wordt verondersteld te zijn verleend. Dit aangezien het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen dit soort handelingen verrichten waarbij de ongeschreven regel bestaat dat toestemming van de wettelijk vertegenwoordiger niet wordt gevraagd.
De kantonrechter is van oordeel dat het ondertekenen van een afbetalingsregeling voor een bedrag van € 11.000 geen rechtshandeling is waarvan in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is dat minderjarigen van deze leeftijd die zelfstandig verrichten, ook niet in het geval dat de minderjarige in kwestie bijna meerderjarig is. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat de werkneemster ten tijde van het tot stand komen van de overeenkomst door minimaal twee volwassenen met de verdenking van diefstal werd geconfronteerd. Dit betekent dat niet mag worden aangenomen dat de toestemming van de wettelijk vertegenwoordigers van de werkneemster voor het aangaan van de overeenkomst was verleend. De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de overeenkomst terecht door (de advocaat van) de werkneemster is vernietigd en zij niet gehouden is het bedrag aan Hema te voldoen.
Gelet op voornoemde uitspraak kan worden geconcludeerd dat ook bij bijna meerderjarige werknemers voorzichtigheid moet worden betracht bij het sluiten van overeenkomsten of afbetalingsregelingen wanneer de wettelijk vertegenwoordigers daarbij niet aanwezig zijn om vernietiging van deze overeenkomsten of afbetalingsregelingen te voorkomen.
Indien u vragen heeft omtrent ontslag of meer wilt weten over een bepaalde juridische kwestie, neemt u dan – voor een vrijblijvend adviesgesprek – contact op met mr. Lydia Visscher of mr. John Veerman van Som Advocatuur.
|
|